Midden in deze zonnige vakantieperiode moet er me toch iets van het hart. Het taboe van (langdurig) zieken en vakantie/ontspanning. Laten we het daar eens over hebben. Stel dat iemand aan mij vraagt om een weekje weg te gaan in het najaar of ik wil me inschrijven voor een schilderscursus. Dan denk ik eerst: “Oh fijn”, maar dan twijfel ik en nemen er allerlei negatieve stemmetjes in mijn hoofd het voortouw: “Gaat dit zomaar?” “Mag en kan ik wel ontspannen?” Vaak eindigt zo’n vooruitblik in een dramatische conclusie zoals: “Ik kan niks plannen, dus er gaat niks veranderen. Ik zit gevangen.”

Dat is een duidelijke mentale veroordeling die ik mezelf opleg en dan komen die van de (nabije) omgeving er soms ook bij. De ene is al wat subtieler als de andere, maar meestal moet ik me verdedigen zoals voor een jury bij de rechtbank. In dit geval niet het hof van assisen, maar eerder het hof van “jij hebt niks te kniezen”. 😉

Het klopt inderdaad dat ik nu meer tijd heb om te herstellen en uit te zoeken wat er wel/niet kan. Dat geeft vrijheid, maar tegelijkertijd voel ik me ook gevangen. Ik heb intussen wel een vonnis van “invalide zijn” en daar hangen blijkbaar bepaalde verwachtingen aan vast. Het lijkt soms of ik me moet schamen omdat ik ontspannende activiteiten doe tijdens mijn ziekte.

Dus bij deze mijn pleidooi voor iedereen die met dit onnodige schuldgevoel worstelt en ook gericht aan de jury van het hof van “jij hebt niks te kniezen”: Invalide en/of (langdurig) ziek zijn staat niet gelijk aan een miserabel, eenzaam kluizenaarsbestaan leiden zonder ontspanning, (sociale) interactie en uitdagingen. Ook (langdurig) zieken hebben recht op vakantie en ontspanning, want leven met een bepaalde aandoening (of de gevolgen hiervan) is al een veroordeling op zich. Ik vraag dan ook de vrijspraak.